De Berner Sennenhond


Oorsprong

De Berner Sennenhond werd van oorsprong in de omgeving van Bern (Zwitserland) als boerderijhond gebruikt. Hij bewaakte het erf, hielp bij het hoeden van het vee en trok de melkkar. Gefokt sinds 1907.


Inzet

gezinshond en veelzijdige werkhond.

 

Karakter en gedrag

rustige, alerte, waakse en in alledaagse situaties onverschrokken hond; goedmoedig en aanhankelijk in de omgang met vertrouwde personen. Zelfverzekerd en vredig jegens vreemden, gematigd temperament, goed te leiden.


Het houden

De Berner Sennenhond is een prettige gezelschapshond, in zijn jeugd levendig en actief, als volwassen hond gelaten en bedaard. Heeft een liefdevolle, consequente opvoeding nodig, die ook een beginner kan geven, en werkt graag mee. Vanwege zijn gewicht niet geschikt snelheidssporten en springen, wel een goede reddings- en speurhond. Is graag buiten, heeft leefruimte nodig, wandelt graag, maar is niet veeleisend.


Tegenwoording is de Berner, zoals hij liefkozend wordt genoemd, een populaire huisgenoot en dat is geen wonder, want het is een prachtige, loyale en vriendelijke hond. Uit de benaming sennenhond blijkt ook waarvoor deze hond oorspronkelijk werd ingezet: het duitse woord Senne betekent weide, een Sennen is een alpenherder.


Soms wordt de berner samen met de Appenzeller, de Entlebucher en de grote Zwitserse sennenhond dan ook

ondergebracht in de categorie Zwitserse veedrijvers. De herders bleven vaak maandenlang met hun kudde en hun hond in de bergen. Daar waren mens en dier geheel op elkaar aangewezen. Dit verklaart de hechte relatie tussen een Berner en zijn baas, wat overigens niet wil zeggen dat het geen zelfstandige hond is.


Rasstandaard van de Berner Sennenhond

Algemeen beeld: Langharig, driekleurig. Meer dan middelgrote, krachtige en beweeglijke gebruikshond met stevige ledematen.Lichaamsverhouding (formaat): Verhouding tussen schofthoogte en lichaamslengte ongeveer 9:10, eerder gedrongen dan lang.

Karakter en gedrag (aard): Zeker, opmerkzaam, waakzaam en onbevreesd in alledaagse situaties; goedmoedig en aanhankelijk in de omgang met vertrouwde personen, zelfverzekerd en vriendelijk tegen over vreemde; gemiddeld temperament, volgzaam.

Hoofd: Krachtig; schedel zowel in zij- als in vooraanzicht gezien zeer licht gewelfd; geprononceerde, maar niet te sterke stop, weinig ontwikkelde voorhoofdsgroef; krachtige,middellange rechte snuit.

Neusspiegel: Zwart.

Lippen: Weinig ontwikkeld en aansluitend, zwart.

Gebit: Volledig, krachtig schaargebit.

Ogen: Donkerbruin, amandelvormig, met goed aansluitende oogleden.

Oren (beharing): Driehoekig, licht afgerond, hoog aangezet, middelgroot, in rust vlak aanliggend.

Hals: Krachtig, gespierd, middellang.

Lichaam: Krachtig, compact.

Borst: Tot aan de elleboog reikend, breed, met duidelijke voorborst; borstkas van breed-ovale doorsnee.

Rug: Vast en recht.

Lendenpartij: Breed en krachtig.

Kruis: Vloeiend afgerond.

Buik: Niet opgetrokken.

Staart: Dichtbehaard, minstens tot het spronggewricht reikend, in rust hangend, in de beweging zwervend op rughoogthe

gedragen, of licht daarboven.


Beharing

Vachtstructuur: Lang sluik of licht gegolfd.

Vachtkleur: Diepzwarte grondkleur met diepe, bruinrode brand aan de wangen, boven de ogen, aan alle vier de benen en op de borst. Witte aftekeningen als volgt: Zuivere, dymmetrische hoofdaftekening: de bles verbreedt zich naar de neus toe aan beide zijden tot een witte snuitaftekening. De bles mag niet tot aan de vlekken boven de ogen reiken; de witte snuitaftekening hoogstens tot aan de mondhoeken; Witte, matig brede, doorlopende hals- en borstaftekening; Witte voeten en witte staartpunt gewenst; Kleine witte nekvlek en kleine witte aarsvlek toegestaan.


Grootte:

Reuen 64-70 centimeter schofthoogte (ideaal 66-68 centimeter)

Teven 58-66 centimeter schofthoogte (ideaal 60-63 centimeter)

               

Gewicht:

Reuen 45-50 kilo

Teven 40-45 kilo